'Hoe de Surinaamse en Joodse kunstschilder Josef Nassy (1904-1976) twee Duitse kampen overleeft'
Josef Nassy (1904-1976) wordt als zwarte, Joodse man geboren in Paramaribo, Suriname en is nog jong wanneer zijn vader het gezin verlaat en naar New York verhuisd.
In 1919 vertrekt hij op vijftienjarige leeftijd naar de Big Apple. In zijn hoofd leeft het idee zijn vader achterna te reizen. In New York bezoekt hij de middelbare school en volgt een opleiding tot elektrotechnicus. Bijzonder is het dat het vader en zoon lukt de afdeling burgerzaken in New York te overtuigen dat zij als inwoners van San Francisco hun identiteitspapieren zijn kwijtgeraakt. Hierdoor weten zij in 1929 een Amerikaans paspoort te bemachtigen. Hun verzoek kan niet worden geverifieerd omdat de aardbeving en de grote brand van 1906 alle archieven heeft verwoest. Jaren later zal blijken dat het Amerikaanse paspoort Nassy’s leven zal redden.
Nassy vertrekt in 1929 naar Engeland waar hij een aanstelling heeft gevonden bij een Amerikaans filmbedrijf. Het jaar daarop doet zich de gelegenheid voor om in Frankrijk te gaan werken.
'Na de Engelse les' | marouflé | 40 x 49 cm | gesigneerd en gedateerd '44 rechtsonder | verkocht.
In het interneringskamp werd door Engelstalige krijgsgevangenen les gegeven. Engelstaligen hadden een betere positie binnen het kamp waardoor er voor hen illegaal les werd gegeven. Uit overleving weten we dat de afgebeelde man op dit schilderij een Tsjechische krijgsgevangene is.
De reislustige jongeman ziet hierin een nieuwe kans die hij met beide handen aangrijpt. Toch is het slechts voor korte tijd want hij verruilt Frankrijk alras voor de Belgische hoofdstad. We schrijven 1934, het jaar waarin hij wordt toegelaten tot de Academie voor Schone Kunsten in Brussel. In datzelfde jaar ontmoet hij ook zijn toekomstige vrouw met wie hij vijf jaar later trouwt. Inmiddels is Nassy heel redelijk in staat om zijn geld te verdienen als portretschilder. Het is een periode waarin de wereld gebukt gaat onder grote dreigingen maar het de kunstenaar min of meer zijn succes beleeft.
Als de Duitsers in mei 1940 België bezetten heeft dat aanvankelijk weinig invloed op het leven en werk van de kunstenaar. Dat verandert echter allemaal op 14 april 1942; Nassy wordt door de vijand gearresteerd en verblijft zeven maanden als gevangene in het doorgangskamp ‘Beverloo’ in Leopoldsburg, België. Vanuit daar gaat hij op transport naar Duitsland en wordt het interneringskamp Laufen, gelegen in de deelstaat Beieren, onvrijwillig zijn nieuwe domicilie. Nassy belandt in de Amerikaanse sectie en is nu officieel krijgsgevangene. Daar krijgt de kampcommandant al snel lucht van diens aanwezigheid en spoort hij hem aan te gaan schilderen. Met het weinige dat aan schildermaterialen voorhanden is - geleverd door het YMCA - schildert hij zijn verblijf in gevangenschap. Het uiteindelijke resultaat is een collectie van zo’n 200 tekeningen en schilderijen die tot op de dag van vandaag een nauwkeurige illustratie tonen van het dagelijks leven in Kamp Laufen. Zo kennen we dankzij Nassy de taferelen waarop een Engelse les wordt gegeven maar ook van dansavonden wordengeorganiseerd. Omdat Kamp Laufen een kamp voor mannelijke krijgsgevangene is zien we dan ook - voor die tijd en zeker ook de gegeven omstandigheden - mannen met mannen dansen.
Kamp Laufen wordt op 5 mei 1945 door het Amerikaanse Derde Leger bevrijd; hetzelfde geldt voor het nabijgelegen, kleinere kamp Tittmoning. De Amerikanen regelen de repatriëring van de krijgsgevangenen en ook Nassy kan dan terugkeren naar Brussel. Omdat hij op dat moment halsoverkop moet vertrekken lukt het de kunstenaar niet om zijn tekeningen en schilderijen mee te nemen. Nassy verkiest – en voor zijn vrouw een volledig onverklaarbare - vrijwillige verlenging van zijn verblijf. Het duurt haast een jaar voordat de schilder uiteindelijk terugkeert naar Brussel. Het huwelijk wordt jaren daarna ontbonden.
Na de oorlog wordt Nassy’s collectie omschreven als ‘uniek beeldmateriaal’ en een ‘geschilderd dagboek’. Zijn werk wordt vervolgens wereldwijd geëxposeerd tijdens tentoonstellingen over de ‘Holocaust-art’. De kunstenaar was altijd sterk begaan met het werk wat hij in gevangenschap had gemaakt. Dikwijls sprak hij de hoop uit dat dit bijeen zou blijven; tenslotte was hij niet zonder reden haast een klein jaar langer vrijwillig ‘achtergebleven’ in het kamp. Wanneer Nassy in 1976 komt te overlijden duurt het nog ruim zeven jaar voordat de Amerikaanse zakenman, kunstverzamelaar en Holocaust-overlevende Severin Wunderman (1938-2008) wordt geattendeerd op de ‘collectie Nassy’. Die besluit in 1984 om de volledige collectie aan te kopen. In herinnering aan Nassy exposeert Wunderman in 1989 de collectie onder de titel “In the Shadow of the Tower: The Works of Josef Nassy 1942-1945.” Hiertoe heeft hij zijn eigen museum: The Severin Wunderman Museum in Irvine, Californië ter beschikking gesteld en schrijft de Amerikaanse kunsthistoricus Monica C. Rothschild-Boros de tekst voor de begeleidende catalogus.
Kort voor zijn dood schenkt de filantroop de 'collectie Nassy' aan het United States Holocaust Memorial Museum in Washington D.C.
Inmiddels weten we dat de verzameling al niet meer compleet was toen Nassy Laufen verliet. Diverse schilderijen zijn destijds door de kunstenaar cadeau gedaan aan medegevangenen en bevrijders van het kamp. Ik veronderstel dat er nog zo’n vijftien werken binnen Europa rondzwerven. Vijf daarvan zijn nu door bemiddeling van Galerie Nieuw Schoten in Haarlem verkocht.
Als lezer vraagt u zich wellicht hoe de twee afgebeelde werken bij de galerie terecht kwamen en hoe zij vanuit daar een nieuwe bestemming kregen. Dat verhaal leest u in een volgend blog over Josef Nassy.
Met dank aan Monica Rothschild-Boros voor bemiddeling en samenwerking.